FIETSEN: Hoeksche Waard

Dik acht jaar geleden wandelde en fietste ik in de Hoeksche Waard (‘Hoeksche Waard’. In: It giet oan!, 2016) en bezocht het eiland Tiengemeten, waar ik voor het eerst twee zeearenden langdurig kon bespioneren (‘Tiengemeten’. In: It giet oan!, 2016). De fietstocht vond plaats in de westelijke helft van de Hoeksche Waard, de wandeling in de oostelijke helft. Die oostelijke helft kwam er toen bekaaid vanaf, omdat de wandeling compleet verregende en voortijdig werd afgebroken: ‘Bonjour Tristesse’.


Op donderdag, 14 maart 2024, een fietstocht met vriend Jan uit Breda om dat onrecht goed te maken. Start vlakbij de Kiltunnel in ‘s-Gravendeel. 


We volgen de Dordste Kil (waterweg tussen Hoeksche Waard en het Eiland van Dordrecht) in zuidelijke richting en ik zie vrijwel meteen een vreemde bloem in de berm van het fietspad. Hoewel de kenmerkende trompet (bijkroon) ontbreekt, blijkt het toch een historische narcis te zijn: de gevulde ‘Rip van Winkle’, met zowel bloemblaadjes als bijkroon verdeeld in tientallen smalle puntige slippen alsof iemand met een schaar bezig is geweest. Eigenlijk is zo’n gevulde bloem een misvorming, want stampers en meeldraden ontbreken meestal, en zit ‘Rip’ dus te wachten op een bestuiving die niet komt. Voordeel is wel dat ‘Rip’ lekker lang doorbloeit.


En wie of wat was ‘Rip van Winkle’? Het blijkt een personage te zijn uit een kort verhaal van de Amerikaanse schrijver Washington Irving (1783–1859). Hé, die schrijver ken ik. Het was Washington Irving die met zijn spannende ‘Tales of the Alhambra’ (1832) het verwaarloosde complex in Granada op de toeristische kaart zette (‘Andalusië – Geen Alhambra’. In: 1000110, 2019).


Het fietspad ligt vol met slakkenhuisjes. Vogels, met name merels, brengen de slakken naar een verharde ondergrond om ze open te kunnen bikken. Het is vooral de sleedoorn die  langs de weg in volle bloei staat. Bij buurtschap De Wacht rennen vier reeën over de kale akkers; er is nauwelijks bos te bekennen waar ze zich kunnen verschuilen.


De Dordtse Kil stroomt uit op het Hollandsch Diep. Aan het Hollandsch Diep ligt Strijensas bij de monding van riviertje de Keen, dat de verbinding vormt met het inlands gelegen Strijen. Een prachtige oude sluis uit 1647 met eroverheen een dubbele ophaalbrug uit 1908, met de koosnaam ‘Oude Dame’. Vanuit de jachthaven kun je tijdens het seizoen met fietspont Lucretia het Hollandsch Diep oversteken naar Moerdijk.


Tijdens mijn fiets- en wandeltochten door Nederland kom ik regelmatig locaties tegen die geschiedkundig interessant zijn omdat ze met bestuur van Republiek en/of Koninkrijk van doen hebben. Ik volg momenteel daarom met veel interesse de achtdelige TV-serie ‘Het verhaal van Oranje-Nassau’. Strijensas is zo’n interessante locatie!


Bij de sluis staat een monumentje dat vertelt dat de jonge stadhouder van Friesland en Groningen, Johan Willem Friso, in 1711 tijdens de oversteek van Moerdijk naar Strijensas (niet met de Lucretia!) op 23-jarige leeftijd verdronk toen zijn boot omsloeg in het zicht van de sluis.


Wat doet de stadhouder van Friesland en Groningen in een bootje op het Hollandsch Diep? Hij verbleef op dat moment  waarschijnlijk als militaire commandant in de Spaanse Nederlanden, waar de geallieerden strijd leverden tegen de Fransen (en Spanjaarden) tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701–1713).


Koning-stadhouder Willem III (van de tak Nassau-Dillenburg net als Willem van Oranje) overleed in 1702 kinderloos en had Johan Willem Friso (van de tak Nassau-Dietz) bij testament aangewezen als zijn erfgenaam. Dit werd echter betwist door koning Frederik de Eerste van Pruisen, die als kleinzoon van prins Frederik Hendrik nog nauwer verwant was aan Willem van Oranje. Johan Willem Friso werd daarom ontboden door de Staten-Generaal in Den Haag (Tweede Stadhouderloze Tijdperk) om over de erfenis van de Oranjes te overleggen. Maar Johan Willem Friso is dus nooit in Den Haag aangekomen en het probleem van de erfenis schoof door naar zijn nog ongeboren zoon, de latere stadhouder Willem IV. 


Ten westen van Strijensas liggen de Oeverlanden Hollandsch Diep, een aantrekkelijk natuurgebied, waar je lekker kunt struinen tussen weide- en watervogels en Schotse hooglanders. Eerstvolgende wandeling?


De Hoeksche Waard is na de verwoestende Sint-Elisabethsvloed van 1421 tijdens de zestiende en zeventiende eeuw stukje voor stukje ingepolderd. We fietsen dan ook over een prachtig netwerk van binnendijken naar Strijen. In de bermen begint overal raapzaad te bloeien en af en toe heel voorzichtig een fluitenkruid. Insectenwolkjes vliegen ons frank en vrij tegemoet (en naar binnen!) op deze warme lentedag.


Het voormalige Raadhuis van Strijen uit 1927 fiets je niet zomaar voorbij. Een opvallend monument in interbellum stijl met het gestileerde wapen van Strijen (drie Andreaskruisen) op de gevel.


Het Oudeland van Strijen is een uitgestrekt Natura2000 poldergebied, een paradijs voor water- en weidevogels. Kieviten baltsen in de lucht, vooral brandganzen foerageren in de graslanden.


Bij Westmaas bereiken we de Binnenbedijkte Maas (ook wel aangeduid als Romeins-Middeleeuwse Maas), een oude afgedamde tak, zo’n zeven kilometer lang. We fietsen aan de zuidkant richting Maasdam over een Appeldijk, die weinig onderdoet voor de beroemde Appeldijk van Mariënwaerdt (Geldermalsen). De bomen hebben hier zelfs allemaal een bordje met de naam van het ras. Ik vraag me net af of de Notarisappel er ook tussen staat, als mijn oog valt op het betreffende naambordje. Op een fietstocht in Lunteren maakte ik kennis met de plaatselijke notabele, notaris Van den Ham (1822–1912), weldoener en bedenker van het bijzondere Luntersche Buurtbosch (‘Lunteren’. In: Eigen land laatst!, 2021). Ik wist toen alleen nog niet dat hij ook de ‘bedenker’ (kweker) was van de Notarisappel!        


Met name in de Hoeksche Waard mag het volautomatische Bosman watermolentje niet ontbreken. Ze worden immers in de Hoeksche Waard geconstrueerd, in Piershil. Overigens staan er ook nog genoeg traditionele windwatermolens.


Wanneer we bij een stukje strand ons twaalfuurtje (het is inmiddels één uur) willen verorberen, blijkt dat vriend Jan zijn lunchpakket in de auto heeft laten liggen. Toevallig zijn we in Maasdam, aan het andere uiteinde van de Binnenbedijkte Maas, niet zo ver van ’s-Gravendeel verwijderd. Ik stel voor om even op en neer te rijden om de leeftocht op te halen voordat ze beschimmeld is. Tenslotte heeft vriend Jan meermalen op fietstochten door mijn onnozelheid extra kilometers moeten maken wanneer weer eens mijn cruciale aantekeningen uit mijn jaszak waren gewaaid.     


We pikken de route langs de Binnenbedijkte Maas weer op in Maasdam en volgen de noordzijde naar Mijnsheerenland, waar we binnenfietsen over de Romeinseweg en de Hoflaan. Een Romeinseweg vind ik logisch, want voor de Romeinen was de toenmalige Maasmonding een ideaal vestigingsgebied en handelsplaats (Europoort!).


Maar wie woonde er langs de Hoflaan? Even later passeren we een statig buitenhuis met een imposante toegangspoort. Opschrift: ’t Hof van Moerkerken. Een Vlaamse ridder uit het Belgische Moerkerke vestigde zich in 1440 aan de noordoever van de toenmalige Maas en legde een flinke polder aan. Hier verrees dorp Mijnsheerenland, wat niets anders betekent dan ‘Mijn Heer (van Moerkerken) zijn land’.     


Via gehucht Blaaksedijk bereiken we de Oude Maas vlakbij de Heinenoordtunnel en fietsen in oostelijke richting via Puttershoek (leve schaatsicoon Kees Verkerk!) terug naar ’s-Gravendeel. Vanaf het fietspad voegen de natuurgebiedjes langs de Oude Maas zoals Kuipersveer en Zuiddiep niet zoveel toe, maar ik moet ook toegeven dat we na zeven uur op de fiets inmiddels wel moegestreden zijn.

 

 

[Beeldverhaal]


Gepost: 20 Maart 2024

 

Fietsknooppunten: 35, 36, 27, 29, 28, 24, 23, 31, 32, (35), 32, 21, 20, 19, 34, 35 (74 km)