FIETSEN: NW-Friesland

In het noordwesten, bij de Friese kop van de Afsluitdijk, is de provincie Friesland afgerond, en daarom bestaat er geen gemeente Noordwest-Friesland. Toch is dat de beste titel voor dit fietsverhaal.


Mijn fietstocht op dinsdag, 30 mei 2023, begint in de gemeente Súdwest-Fryslân (met Sneek als grootste stad), passeert de gemeente Harlingen, en kruist vervolgens de gemeente Waadhoeke (met Franeker als grootste stad). Er zijn kleine stukjes overlap met mijn vierdaagse Elfstedentocht in 2015 (‘Elfstedentocht’. In: It giet oan!, 2016). 


Ik vertel alvast dat ik – tien kilometer voor de eindstreep – merk dat mijn aantekeningen weer eens uit mijn jaszak zijn gewaaid. Hoe hardleers kun je zijn? Tot op heden kon ik ze altijd terugvinden door om te keren en te gaan zoeken. Vaag herinner ik me nu dat ik de laatste notitie heb gemaakt bij de Hortus Botanicus in Franeker, dus toen waren ze er in elk geval nog. Ik keer terug op mijn schreden, op en neer naar de Hortus, vijf kilometer heen en vijf kilometer terug: geen spoor van mijn aantekeningen. Het is nogal winderig, dus misschien zijn ze in het Van Harinxmakanaal gewaaid, of door een eerlijke vinder als kostbaar document op een politiepost afgeleverd. Ik heb dus alleen mijn foto’s en mijn geheugen, en dat zou voldoende moeten zijn, al weet je het maar nooit op deze leeftijd.     


Met de auto onderweg naar mijn startplaats Witmarsum, zag ik bij Bolsward vele verwijsborden voor de Elfstedentocht van gister. Tweede Pinksterdag wordt traditioneel de ééndaagse Elfstedentocht op de fiets gehouden. Ik moet er niet aan denken (zoef! zoef!), maar toch knap van schoonzus Marieke dat ze deze uitdaging is aangegaan.


Mijn parkeerplaats in Witmarsum ligt bij het voormalige Augustijnenklooster. In 1968 deed ik hier mee als brancardier in een Zonnebloem vakantieweek voor zieken. Acht jaar geleden (2015) stond het complex nog leeg, nu is het bijna omgebouwd tot zorgcentrum Villa Meirin voor dementerende ouderen. En dan is Witmarsum ook nog bekend vanwege pastoor Menno Simons (1496–1561), grondlegger van de doopsgezinde Mennonieten.    


Ik ga op weg via Schettens naar Cornwerd aan het IJsselmeer. Dit is, afgezien van de terpdorpen, vlak terrein met bijna uitsluitend weilanden met turbogras, waar boeren maaien, het gras keren, het gras verpakken en binnenhalen, opnieuw de bodem injecteren met mest, waarna de geschiedenis zich herhaalt. Een enkele boer is aan het ploegen met een schare meeuwen in zijn kielzog.


Grote vossenstaart staat nog in bloei. Zwarte mosterd en valeriaan beginnen net. Het verbaast me tulpenvelden tegen te komen, tot aan de dijk van het IJsselmeer. De bloemen zijn al verwijderd, want het gaat om de tulpenbol. Ik hoor later van een vriend dat het waarschijnlijk ‘nettenteelt’ betreft op deze kleigronden. De ‘zaai’bollen worden geplant op een ondergronds net dat later de oogst van de nieuwe bollen vergemakkelijkt. Eerlijk gezegd heb ik daar niet op gelet.   


De Bonifatiuskerk van Cornwerd stamt uit de dertiende eeuw en staat uiteraard op het hoogste punt van het dorp. Enkele kilometers uit de kust lag in de Zuiderzee de zandplaat Kornwerderzand. Het werd gebruikt als werkeiland voor de aanleg van de Afsluitdijk. Het dorp Kornwerderzand ligt nu dus op de Afsluitdijk, vlakbij de Lorentzsluizen. De Stelling Kornwerderzand, die de sluizen moest beschermen, was één van de weinige stellingen die niet door de Duitsers in 1940 kon worden ingenomen.


Op de IJsselmeerdijk loopt een ‘man van kleur’ te speuren tussen de witte schapen. Rare politiek correcte term trouwens: wit is toch ook een kleur! Het is een werknemer van het ‘Grienskip’, te oordelen aan de dienstauto verderop. “Waar zoekt u naar?” Hij doet aan distelbeheer. Ook distels kunnen flinke schade toebrengen aan de dijk.


Af en toe, zoals op de kop van de Afsluitdijk, een rijke bloeiende berm met gele morgenster, margriet, rolklaver, kleine klaver en vogelwikke. Zurich is het eerste dorp langs de Waddenkust. De ondertiteling ‘Surch’ in het Fries voorkomt de gedachte aan Klein Zwitserland.


Het is laagwater in de Waddenzee. De stenen beschoeiing van de Waddendijk is opvallend kaal (met dank aan het ‘Grienskip’?). Ook het aantal wadlopers is nogal beperkt op deze winderig dag. Ik zie slechts enkele tureluurs en een groepje kluten.


Vlakbij Harlingen staat echter de Westerzeedijk ineens vol met bloeiende zoutminnende planten: zeekool, zeealsem, hertshoornweegbree (primeur!), knopherik met gele en witte bloemen, gewone zandkool en  rood gekleurd robertskruid.


Op de dijk staat monument Terminus, de Stenen Man in de volksmond, een zuil met een soort Januskop op de top, en een aantal teksten op de sokkel, die eer betonen aan wie ere toekomt betreffende de versterking van de zeedijken. De geschiedenis achter dit monument (al is het een replica) is intrigerend en dateert van 1576.


De zeedijk op het traject Oosterbierum aan de Waddenzee tot aan Makkum aan de Zuiderzee was de verantwoordelijkheid van Contributie (Waterschap) Franeker. Maar niet iedereen wilde evenveel meebetalen. Verder landinwaarts lag namelijk de Slachtedyk, een slaperdijk van ongeveer veertig kilometer lengte, die liep van Rauwerd met een boog naar Bolsward en dan noordelijk langs Franeker naar de Waddenzee bij Oosterbierum. Bewoners oostelijk van de Slachtedyk waren binnendijkers, die niet meteen gevaar liepen bij een doorbraak van de zeedijk. Buitendijkers liepen wel gevaar en werden dan ook zwaarder belast voor het onderhoud. Omdat de twee groepen het niet eens konden worden over de verdeling van de lasten, werd de zeedijk middels een soort Salomonsoordeel in twee delen verdeeld, met de Stenen Man als markering. Het noordelijke deel moest onderhouden worden door de binnendijkers, het zuidelijk deel door de buitendijkers.

Na een kijkje in de drukke haven van Harlingen volg ik de zeedijk verder naar het noorden. Ook in de gemeente Waadhoeke bloembollenteelt van tulp tot aan de zeedijk. Het gemaal Roptazijl is voorzien van een Vishevel om vissen de dijk over te helpen.


Ik verlaat de zeedijk richting Sexbierum. Je moet toch ooit een keer in Sexbierum zijn geweest, al verwijst de naam niet naar bier en naar seks, maar waarschijnlijk naar paus Sixtus II. Vlakbij het dorp een bijzondere duivenpoort, ooit de entree van een van de grootste stinsen van Friesland, Liauckama State, afgebroken in de negentiende eeuw vanwege achterstallig onderhoud.


In Sexbierum staat Frysk-Witlof, een van de grootste producenten van witlof van Europa. De teelt van witlofpennen (wortels) vanaf zaad vindt plaats in het open veld bij contractboeren in verschillende landen. “Alle pennen in Sexbierum verzamelen!”  De kweek van witlofstronken vanaf de pennen gebeurt binnen onder gecontroleerde omstandigheden in klimaatcellen.

Op weg naar Franeker kom ik een monument tegen op de eerder genoemde Slachtedyk, een herinnering aan een van de keersluizen in deze dijk, het Getswerdersyl.


Over Franeker is veel te vertellen, maar dat houden we klein. Ik kan niet om het kaatsveld heen dat de PC (Permanente Commissie) aan de gemeente Franeker heeft geschonken, het ‘centercourt’ van de kaatssport met de slagzin: ‘Hjir rekket de bal it hert’. Als hert zou ik niet in de buurt komen, want je wordt in het hart geraakt. Het veld is momenteel afgeschermd voor de niet-betalende toeschouwer. Er worden regelmatig wedstrijden gehouden tot aan het officiële kaatskampioenschap, dat gehouden wordt op de vijfde woensdag na 30 juni! Dat klinkt veel geheimzinniger dan de woensdag tussen 29 juli en 4 augustus.


Aan de rand van de Franeker binnenstad kom ik langs de poort van de Hortus Botanicus, Anno 1829. De Universiteit van Franeker was toen al door Napoleon opgeheven (1811), en de meeste planten naar de Universiteit van Groningen verhuisd. Franeker bleef pogingen ondernemen om de Hortus nieuw leven in te blazen. Er resteert nu in elk geval een stadspark met een bijzondere entree.


Ik passeer het Van Harinxmakanaal via het Kiesterzijl. Bij dorp Achlum loopt een dame langs de weg met een flink boeket bermbloemen. “Mooi boeket”, roep ik. “Jazeker, die zijn voor het kerkhof”,  krijg ik als antwoord. Het is hier in Achlum dat ik merk dat mijn aantekeningen uit mijn jaszak zijn gewaaid.


Na mijn vergeefse zoektocht tijdens een heen-en-weertje tussen Achlum en Franeker, keer ik moegestreden terug naar Witmarsum. Via het dorp Arum met de mooie dertiende-eeuwse Lambertuskerk. Het was in Arum dat de Friese volksheld Grutte Pier (c. 1480–1520) een legertje oprichtte, gericht tegen de huurlingen van de graven van Holland die zijn vrouw hadden vermoord en zijn boerderij in brand gestoken.      

   


[Beeldverhaal]

 

Gepost: 14 Juni 2023

 

Knooppunten: 75, 04, 24, 55, 52, 74, 31, 59, 85, 51, 54, 43, 40, 31, 69, 12, 15, 16, 96, 32, 30, 27, 99, 75 (65 + 10 km)