WANDELEN: De Wiersse

Op een recente wandeling bij Ruurlo kwam ik langs Landgoed De Wiersse (zie ‘Ruurlo’), bekend vanwege zijn historische tuinen. De tuinen zijn beperkt opengesteld, maar op Koningsdag, 27 april 2023, zijn de tuinen te bezoeken en zijn Marita en ik in de buurt.


Eerst een bezoekje aan het Zwillbrocker Venn, maar Marita heeft minder geluk dan ik een maand geleden. Terwijl ik toen vanaf de ‘Nordkanzel’ zo’n vijftigtal flamingo’s van dichtbij kon bewonderen (zie ‘Zwillbrock’), zien we vandaag maar een viertal en ook nog eens op hele grote afstand. 


In Ruurlo belanden we tussen de middag op een terras tussen de matjes van de vrijmarkt en moeten vanwege de drukte drie kwartier op een kopje soep wachten.


We verheugen ons op de ‘hoofdmaaltijd’, de mooiste tuinen van Nederland op landgoed De Wiersse. Het landhuis is één van de acht kastelen binnen de dorpsgrenzen van Vorden in het stroomgebied van de Baakse Beek.


De geschiedenis van landgoed en landhuis gaat terug tot de dertiende eeuw. Het landgoed is momenteel ongeveer driehonderd hectare groot, waaronder zestien hectare tuin rond het landhuis, daaromheen tweeëndertig hectare park en tweehonderdvijftig hectare landerijen.


Sinds de zeventiende eeuw is het landgoed in handen van dezelfde familie. De tuinen krijgen begin twintigste eeuw een ‘facelift’, wanneer jonkvrouwe Alice de Stuers (1895–1988) trouwt met de Britse militair W.E. Gatacre (1878–1959). Zij maken van het landgoed één geheel en ontwerpen de vele unieke elementen van de tuinen. Het beheer is nog steeds in handen van nakomelingen, die ook het landhuis bewonen.  Inmiddels is het hele landgoed wel ondergebracht in een ANBI Stichting.     


De ‘vriendinnen van De Wiersse’, die vandaag in het bijgebouw de kaartjes verkopen en een kopje koffie kunnen verzorgen met een plakje cake, zitten een beetje te hannesen met het apparaat van de pinbetaling. Om te controleren of de betaling gelukt is checkt Marita op haar mobiel de bankapp en ziet dat wij inmiddels de koffie van de vorige bezoeker hebben betaald (krijgen we netjes cash terug).


We betreden de tuinen door een poortje. Langs de waterpartij die het kasteel omringt bloeit de gele bostulp. Ze staan solitair op regelmatige afstand en hebben zich nog niet spontaan vermeerderd; ik vermoed dat ze er nog niet zo lang staan.   


Via een bruggetje passeren we de Baakse Beek, die dwars door het landgoed loopt. De oevers staan vol met zomerklokje. Ertussen enkele exemplaren van de hoepelroknarcis, de dichtersnarcis en van een vroege orchidee, waarschijnlijk de harlekijn.


Langs het Lange Pad met enkele ‘gebeeldhouwde’ taxusstruiken staat een mooie zwaardvaren. De graslanden langs dit pad worden verschraald en dat bevordert de diversiteit: volop sporenaren van heermoes, paarse en witte kievitsbloemen, kruipend zenegroen.


De rechte paden eindigen met beelden, zoals de klassieke discuswerper en ‘Fortitudo’, een dame die standvastigheid verbeeldt. De brug bij de karpervijvers is Chinees, maar die suggestie wordt vooral gewekt door de aangeplante bamboe.


Bij de Ezelswei – de gazonmaaier zou hier vroeger getrokken zijn door een ezel – komen we een paar onbekende plantjes tegen. Te midden van het kleine dalkruid staat een forsere plant die op het eerste gezicht doet denken aan salomonszegel. Alleen is de bloeiwijze eindstandig en niet okselstandig. Hij heet dan ook ‘valse salomonszegel’ (Maianthemum racemosum) en is verwant aan dalkruid.        


Een bolgewas met tulpachtige bloemen blijkt de gele hondstand (Erythronium sp.) te zijn. De naam verwijst naar de vorm van de bol. En een plant met handvormig gedeelde bladeren en witte bloemen is geveerd tandkruid (Cardamine heptaphylla). Verwant aan de pinksterbloem, al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen. Nog een bijzondere narcis met een lange, zeer dunne kroonbuis, mogelijk de jonquilla.


Via een taxuslaan, een moestuin en een tennistuin met een prieeltje lopen we door een berceau van beuk, die eindigt bij een fontein.


Aan de oostzijde van het landhuis een Rozenparterre met twee eeuwenoude beeldjes – ‘zomer’ en ‘winter’ – die ter plekke in 1860 werden opgegraven. Ernaast een Lage tuin, omgeven door stenen muurtjes met een beplanting die beurtelings in bloei komt. Onder andere bloeit er de elfenbloem. Mijn enthousiasme bij de eerste kennismaking met de elfenbloem (zie ‘Epse & Oxe’) is verdampt; het is me inmiddels duidelijk geworden dat het een vrij ordinaire tuinplant is.   


Het predicaat ‘Mooiste tuinen van Nederland’ vind ik wat pretentieus, maar mooi zijn ze zeker. Wij nuttigen bij de ‘vriendinnen van De Wiersse’ lauwe koffie uit de thermoskan en de allerlaatste plakjes van de zelfgebakken cake, waar veel citroen in zit. We betalen cash; dit om te voorkomen dat onze koffie op rekening van de volgende pinbetaler komt.

 


[Beeldverhaal]


Gepost: 18 Mei 2023

 

Wandeling door de Tuinen van De Wiersse.