Wandelen, Fietsen, Selfies
Na een lang Paasweekend met z’n tweetjes – Marita en ik – op Vlieland, verwend met mooi weer, belanden we op Paasmaandag tijdens de terugreis op het vasteland in de stromende regen.
Thuis scheur ik ‘Peter’s Zeurkalender 2025’ af tot maandag, 21 april. De tekening van deze Tweede Paasdag toont een echtpaar in de stromende regen onder een paraplu en een palmboom in een tropisch oord. Hij troost haar: “Volgend jaar Pasen gaan we gewoon weer naar Vlieland”.
Een mooie metafoor voor het feit dat na zeshonderd dagtochten in het kleine Nederland over een periode van twaalf jaar, de koek nog lang niet op is. Er vallen nog talloze plekjes te ontdekken. En heb je weer zo’n plekje gevonden, dan geeft een wandeling een heel andere kijk op het leven dan fietsen. Bovendien zijn we gezegend met vier seizoenen. In de zomer fluiten de vogels anders dan in de winter. Het zijn ook andere vogels, trouwens. En de luchten, de horizon, een Schotse hooglander of een rietkraag zien er in het voorjaar heel anders uit dan in een herfststorm.
Overigens zoek ik wel af en toe de randjes op (van Nederland). In deze bundel eindelijk eens naar ‘Er was eens… Moresnet’. En de jaarlijkse fietsvierdaagse met vriend Jan vond dit jaar plaats in de Vlaamse Kempen. Een deel van onze zomervakantie brachten Marita en ik wandelend en fietsend door langs de Moezel tussen Koblenz en Trier.
Historische gebeurtenissen of de actualiteit zijn soms een reden om een bepaalde streek te bezoeken, zoals de getroffen gebieden van de Watersnoodramp van 1825, tweehonderd jaar geleden, een artikel in ‘Puur Natuur’ van Natuurmonumenten over de Groene Jonker, de bijna-doorbraak van de Waaldijk bij Ochten dertig jaar geleden of een Kerststallenroute in Baarn.
En dan de plantjes. Iedere tocht blijf ik ze benoemen om ze niet te vergeten. Tijdens de excursies met vriend Roel komen er altijd weer nieuwe bij.
Regelmatig kruisen illustere figuren mijn pad. Denk aan Ambiorix (1e eeuw v. Chr.), Lodewijk XIV (1638–1715), Goethe (1749–1832), Aartsengel Michaël (onsterfelijk), Cusanus (1401–1464), Constantijn de Grote (??–337), Wilhelmina van Pruisen (1751–1820), Paulina Bisdom van Vliet (1840–1923), Hond Nora (1893–1906), Joan Derk van der Capellen (1741–1784), Heilige Oda (c. 680–726), notaris Cees Smit (1916–2002), Kaatje (bij de Sluis) (1672–1732), Suzanna Adriana de Vries–Ragut (1854–1933), Heilige Arnold Janssen (1837–1909), Eugène Dubois (1858–1940), Jan van Schaffelaar (1445–1482), Heilige Stefanus (5–34) of Tom Manders (1921–1972).
Over Tom Manders, alias Dorus, gesproken. Soms is een wandeling een beetje saai, een lang stuk op de ‘Strabrechtse Heide’ bijvoorbeeld met veel van hetzelfde. Maar dan heb je altijd nog je fantasie. En dan kan zo maar het zien van ‘twee zwammen op een dooie berk’ je inspireren tot een variant op Dorus’ beroemde lied over ‘twee motten in een ouwe jas’.
Er zitten twee zwammen op een dooie berk
En die twee zwammen die doen goed hun werk
Je raakt gewoonweg van je stuk
als je het ziet dat pril geluk
Hij vreet tot gort die dooie stam
alleen voor haar die schat van een zwam
Ik noem haar Madame
en hem noem ik Tjerk
Die schatten van zwammen
Op die dooie berk.
Soms vinden wandelingen plaats in de marge van een andere activiteit, zoals het ‘Lutterzand’ na het bijwonen van de musical ‘Sister Act’ in Enschede of een fietstocht in de Haarlemmermeer, nadat je op zondagmorgen in alle vroegte je partner op Schiphol hebt afgezet voor een dienstreis.
Nog veel meer interessante en leerzame observaties zitten er in deze twaalfde bundel. En omdat we volgend jaar Pasen gewoon weer naar Vlieland moeten, komt er ook wel een dertiende pocket in de serie over ‘Mijn ontdekking van Nederland’.
En ik weet nu al dat ik rond 28 juli 2027 in de buurt van Ane (Overijssel) moet zijn voor de herdenking van de Slag bij Ane achthonderd jaar geleden in 1227.
Gepost: 5 Oktober 2025